Op 8 mei hebben we stilgestaan bij het 150-jarig bestaan van onze congregatie, de Oblaten van Franciscus van Sales. Het was niet mogelijk om u daarvan nu al een verslag aan te bieden. U houdt dat van ons tegoed. In het kader van de meimaand bieden we u een overweging aan over Maria en opnieuw putten we uit het boekje van Astrid van Engeland ‘Schatten van mensen’. Hierdoor bieden we u hopelijk weer een lezenswaardig Contact.
Namens de redactie wens ik u veel leesplezier.
Wim Holterman osfs
ONZE LIEVE VROUW VAN GOEDE RAAD
Begin mei mocht ik een overweging houden bij gelegenheid van het patroonsfeest van de geloofsgemeenschap van Mariaheide, een dorpje onder de rook van Veghel; het feest van Onze Lieve Vrouw van Goede Raad. Bij die gelegenheid heb ik een brief geschreven aan Maria. Hopelijk kunt u zich hierin ook herkennen. Deze brief ging als volgt:
Dag Maria, wees gegroet,
Als klein kind leerde ik al dat beroemde gebed: “Wees gegroet, Maria”. Talloze keren heb ik het gezongen in het latijn: “Ave Maria”. Hier in het Brabantse zingen mensen over jou als ‘Lief Vrouwke’. Allemaal heel goed en heel mooi. Maar eigenlijk zou ik je wel eens in levende lijve willen ontmoeten. Gewoon maar, om naar je te luisteren. En ik zou je ook heel veel vragen willen stellen. Vragen uit het leven gegrepen: over liefde, over geloof en ongeloof, over onzeker zijn, over de toekomst van onze kerk. En ik zou wel eens van je willen horen
wat het voor jou heeft betekend om op de vlucht te zijn, en hoe het was om moeder van Jezus te zijn. Waar haalde jij de kracht vandaan om Hem trouw te blijven, zelfs toen Hij gemarteld werd, toen je Hem voorgoed moest loslaten? Voor ouders toch het ergste wat hen kan overkomen. Dat kan voor jou toch niet anders zijn geweest!
Maria, jij was een mens als wij, een sterke vrouw, aan mensen heel nabij. Je was een moeder, een echtgenote. Je hebt net als wij in het gewone alledaagse leven vreugde en ook verdriet gekend. Daarom ben je voor ons ook zo herkenbaar. Toen je van de engel die verrassende blijde boodschap kreeg, dat je moeder ging worden, voelde je je onzeker. “Hoe zal dat geschieden?”, vroeg je. Het was heel bijzonder en gewoon tegelijk, dat je je nicht Elisabeth bezocht. Jullie moesten blijkbaar het Blijde Nieuws ook met elkaar delen. Zo diep menselijk. Je zong toen dat prachtige lied “Magnificat”, dankbaar en strijdlustig, heel dicht bij gewone kleine mensen als wij. Hadden ze over jou ook maar een evangelie geschreven, want in onze verhalen sta je steeds in de schaduw van je Kind. Ook zou ik wel eens meer willen weten over de kracht van jouw geloven. Hoe kon je uit de grond van je hart zeggen: “Mij geschiede naar uw Woord”. Daaruit spreekt toch een enorm Godsvertrouwen. Niet jij staat voorop, maar jouw Zoon, Hij die soms voor jou onbegrijpelijke wegen ging. Want zeg nu zelf: op de eerste plaats voor kleine mensen bereikbaar zijn is toch geen sinecure. En toen op die bruiloft in Kana, toen de wijn op was. Jij stelde het bruidspaar gerust en zei tegen de bedienden: “Doe maar wat Hij u zeggen zal”. Wat een krachtig vertrouwen, dat mede door jou het feest van het leven kan doorgaan. Maria, jij bent zo een goddelijk geschenk geworden voor ons. Een voorbeeld, een bron van inspiratie en vooral een houvast, een steun en hoop in bange dagen.
De engel noemde je ‘vol van genade’. Wij zouden misschien zeggen: “God had een oogje op jou”. Je werd een instrument in Zijn handen. En je antwoordde Hem met hart en ziel. Jouw leven is voor ons een uitdaging om je na te volgen. Ook wij mogen vol worden van genade, mensen die God heel nabij weten. We noemen je ‘sterre der zee’, omdat je voor ons een licht bent, een richtingwijzer, ook als het stormt in ons leven. We nemen dan soms de rozenkrans in onze handen, alsof we ons willen vasthouden aan jou.
Ja, dat is nog zo’n vraag: “wat is bidden voor jou?” Is dat luisteren naar de woorden van de Schrift? Of is het gewoon stil worden, zodat God in je aan het woord kan komen? Of is het met eigen woorden vertellen wat je bezighoudt: je vreugde en je verdriet. Bidden als vragen om een steuntje in de rug, om een toegestoken hand, zodat je niet valt. Soms ben ik jaloers op je. Je leefde volgens mij in zo’n diepe verbondenheid met God, dat je uitgegroeid bent tot een gelovige, sterke vrouw; voor ons een krachtig voorbeeld, alle eeuwen door.
Maria, heel vaak noemen we je een moeder. Je spreekt de zachte krachten in ons aan. Je zegt ons aan, dat machtige en trotse mensen aan het kortste eindje zullen trekken. En wij, kleine en gewone mensen, wij mogen schuilen onder jouw mantel. Je geeft warmte en hart aan ons geloven. Je bent een moeder van goede raad. Daarom gedenken we je hier vandaag, in deze kerk in het centrum van ons dorp. Dat zegt dat je een plaats mag hebben te midden van ons, midden in ons leven. En als we hier een kaarsje voor je branden: geef ons dan een beetje licht en leven asjeblieft.
Maria, ik ga deze brief eindigen. Ik heb geen enveloppe bij me. En PostNL heeft ook geen postzegels voor de hemel, maar ik vertrouw erop, dat je deze brief wel zult ontvangen. Hij is een groet van eenieder hier aan jou. We houden jouw voorbeeld in gedachten: dat we ons willen blijven inzetten voor het Rijk van God net zoals jij dat deed.
Ave Maria, Wees gegroet.

Wim Holterman osfs
Eigenwaarde
Enkele jaren geleden deed ik mee aan de Sallandse fietsvierdaagse. Tijdens een van de tochten rust ik even uit op een bankje.
Een vrouw komt mijn kant op lopen. Bij het bankje waar ik zit blijft ze stilstaan. Al snel zie ik dat het een dakloze en/of verslaafde is. Ze vraagt of ik een euro voor haar heb. Omdat ik in de periode, dat ik vrijwilligerswerk deed bij dak- en thuislozen in Nijmegen, geleerd heb nooit geld te geven, aarzel ik. Ik vraag de vrouw: ‘Waarvoor hebt u het geld nodig?’ Haar antwoord is verrassend: ‘Voor nieuwe make-up.’ Ik ben stomverbaasd en vraag haar: ‘Meent u dat nou?’ De vrouw knikt bevestigend en gaat naast mij zitten.
In een kleine tien minuten vertelt ze mij haar hele levensverhaal. Hoe ze opgegroeid is in een rijk gezin, dat ze misbruikt is door haar vader, het gymnasium met glans heeft doorlopen, maar dat het op de universiteit mis is gegaan. Ze kwam met verkeerde vrienden in aanraking, raakte met zichzelf in de knoop en kon haar studie niet aan. Steeds verder raakte ze in de problemen. Steeds meer drugs en drank had ze nodig om overeind te blijven.
Thuis was ze niet meer welkom. Haar kamer in de stad kon ze niet meer betalen. Zo raakte ze dakloos; nu al weer bijna tien jaar geleden. ‘Er is nog weinig over van wie ik écht ben’, vertelt ze. ‘Het enige wat mij nog een beetje eigenwaarde geeft is dat ik me elke morgen een beetje mooi kan opmaken.’ De vrouw liet me een vuile plastic tas zien met allerlei make-up. Best veel voor mijn gevoel. Ze vertelde verder: ‘Elke maand, als het geld binnenkomt, maak ik het op aan drugs en drank. Maar een klein bedrag geef ik uit aan lippenstift of oogschaduw. Dat geeft me een goed gevoel. Deze maand is het er echter bij ingeschoten en heb ik niets voor mezelf kunnen kopen. Vandaar dat ik u om een euro vraag.’ Het valt even stil. Haar verhaal raakt mij. Ik ben er door ontroerd.
Als iets belangrijk is voor de mens, dan is het wel dat hij of zij eigenwaarde heeft, zo schiet het door me heen. In de Heilige Schrift horen we niet voor niets:
‘Heb uw naaste lief als uzelf’ (Marcus 12, 31). Wat gun ik het die vrouw, een beetje zelfrespect, een beetje kunnen houden van zichzelf.
Ik besluit haar niet één, maar twee euro te geven. Misschien kan ze dan toch ook deze maand nog wat nieuwe make-up kopen en draag ik zo een heel klein steentje bij aan haar eigenwaarde. Ik hoop het, maar of het werkelijk zo is, weet ik niet en zal ik ook nooit te weten komen. In ieder geval was het een bijzondere ontmoeting met een bijzonder mens. Het heeft zeker sporen nagelaten bij mij. Vaak denk ik in mijn gebed nog aan deze vrouw.

Astrid van Engeland