Innerlijke rust
“Al gaat de hele wereld rondom je op zijn kop staan, dan moet jij nog een punt van onveranderlijke rust blijven, …Aldus het eerste gedeelte van een uitspraak van Franciscus van Sales. (de Inleiding, deel 4, hfdst. 13). Ik heb hier nogal eens moeite mee. Te vaak, te snel laat ik me beïnvloeden door dingen, die van buiten op mij afkomen met soms grote innerlijke onrust tot gevolg. Maar vandaag even niet! Op deze winterse decembermorgen zit ik heerlijk warm bij mijn houtkachel, waarin een prachtig vlammenspel zichtbaar is. Op het tafeltje naast mij een brandende kaars en een boek uit de bibliotheek. Dit keer “Sonny Boy”, geschreven door Annejet van der Zijl. En het bijzondere hieraan is, dat het nu eens niet geleend is, maar gekregen. Zomaar een cadeautje van de leeszaal, bedoeld om het lezen te bevorderen. Maar niet alleen dat. Aan het geschenk is ook een opdracht verbonden: het boek ter sprake brengen bij mensen om je heen. Nou, daartoe ben ik gaarne bereid, maar dan zal ik het toch eerst gelezen moeten hebben. Vandaar dat ik mij op deze maandagochtend in mijn stoel genesteld heb. Terwijl ik het boek ter hand neem, gaat mijn blik nog even naar het vuur in de kachel en blijft daar hangen.
“lezen en vervolgens met anderen daarover het gesprek aangaan” hoor ik in gedachten de medewerkster van de bibliotheek weer zeggen. Een leuke uitdaging, maar niet nieuw! Want dat doen we immers al jarenlang binnen onze kringen met de teksten van Franciscus van Sales. Teksten die hij schreef met zijn ganzenveer bij het schamele licht van een brandende kaars, terwijl een vuur in de open haard de kou probeerde te verdrijven. Hoe vaak zal Frans, evenals ik nu, zich ook niet gekoesterd hebben in die warmte. Vuur, ontstaan uit slechts één vonk. Vuur, dat allesvernietigend kan zijn, maar dat ook warmte, licht en inspiratie geeft. Van het vuur in de kachel gaat mijn blik naar mijn brandende kaars, ook ontstoken met één vonk. Ook die kaars verspreidt licht en warmte, maar wel op een geheel andere wijze. De kachel heeft een prominente plaats in mijn kamer, de positie van de kaars is veel bescheidener. Maar waar de warmte van de kachel slechts een beperkte ruimte vult, reiken het licht en de warmte van de kaars veel verder! Die kachel mag dan mijn huis verwarmen, die kaars verwarmt mijn hart. En niet alleen dat van mij! Deze kaars heb ik ontstoken met de bede, dat ze ook wat licht, warmte en hoop zal brengen in de harten van de mensen die dat zo goed kunnen gebruiken. Bij het aansteken van de kachel is zo’n bede nog nooit bij mij opgekomen. Waarom dan wel bij een kaars? Wat is dat “geheim”?
Het is Wim Collin, Salesiaan van Don Bosco, die voor mij een tipje van de sluier rond dat “geheim” heeft opgelicht. Binnen onze kring lezen wij momenteel zijn bijdragen over Franciscus van Sales die hij schreef rond het dubbeljubileum van Franciscus en Jeanne de Chantal (2022). In zijn tweede bijdrage schrijft Wim over het goddelijke en het menselijke in de spiritualiteit van Franciscus en zegt hij o.a. dat volgens Franciscus de mens niet compleet is, als er in hem of haar geen eenheid is tussen geest en lichaam. Volgens Wim wist Frans dat uit te leggen aan de hand van een kaars, waarvan de lont en de was noodzakelijkerwijs met elkaar in verbinding moeten staan. Zo zou Frans in een preek op het feest van Lichtmis het volgende gezegd hebben: “De aard van de lont is edel, omdat de lont wordt gemaakt van katoen en katoen groeit in bomen en bomen staan dichter bij de hemel en dus dichter bij God. De was, daarentegen, geproduceerd door bijen komt van bloemen. Bloemen staan dicht bij de aarde en daarom is de was minder nobel.”
Nu gebied de eerlijkheid mij te zeggen, dat ik mijn wenkbrauwen fronste bij zijn uitspraak betr. de katoen, die in bomen zou groeien… Echter, na enig speurwerk ontdekte ik dat er inderdaad katoenbomen zijn… Ook hier sprak Frans dus vanuit gedegen kennis… Door de ogen van Franciscus naar mijn kaars kijkend, begin ik er misschien iets van te begrijpen. Via de edele lont, die de was doet smelten, worden onze aardse menselijke noden als het ware opgezogen en via het licht van de vlam bij God gebracht. Wat een prachtig beeld! Net zoiets als wierook, waarmee onze gebeden opstijgen. Een simpele kaars kan ons dus dichter bij God brengen. Dat brengt mij bij het tweede deel van de uitspraak waarmee ik dit verhaal begon: …de rust vanwaar je uitziet naar God, verlangt naar God, streeft naar God”. Uitzien naar God. Misschien doen we dat wel meer dan ooit in deze adventstijd, in een wereld, die zo ten prooi is aan geweld, haat en onbegrip. Uitzien naar God, die als een klein kind naar onze wereld kwam om zijn boodschap van liefde uit te dragen. Dat we in deze tijd innerlijke rust mogen vinden om vanuit die rust met vertrouwen het nieuwe jaar in te gaan. Bij mijn brandende kachel en mijn brandende kaars sla ik nu dan toch mijn boek open.
Wil Vos